Een standaard school, een blokkendoos met lokalen en een aula, is niet meer geschikt voor ieder type onderwijs. Aeres timmert daarom hard aan de weg om de bestaande én nieuwe onderwijsfaciliteiten toekomstproof te maken, met het oog op een duurzame vastgoedportefeuille. We spreken hierover met Mike Maeijer, Hoofd Huisvesting en Beheer bij Aeres.
Inhoud
- Renovaties in vogelvlucht
- School van de toekomst
- Flexibiliteit noodzakelijk
- De stad als campus
- De stip op de horizon
- Blik op 2018
> Renovaties in vogelvlucht
In 2017 voert Aeres op vijf locaties nieuwbouw uit en/of renoveert zij vastgoed. Zo opent (V)MBO Velp een nieuw pand en wordt een oud pand gerenoveerd. Krijgt (V)MBO Almere een nieuwe MBO-vleugel, is de locatie van (V)MBO Lelystad uitgebreid en van een nieuwe inrichting voorzien en is het gebouw van de Mavo in Bilthoven opgefrist. Ook is bij Aeres Farms een nieuwe pluimveestal gebouwd volgens de richtlijnen van het drie-sterren Beter Leven Keurmerk. Nieuwbouw en renovaties aan vastgoed zijn bij Aeres jaarlijks terugkerende items. Maar hoe pak je dit aan? En hoe bouw je een school die klaar is voor de toekomst?
> School van de toekomst
Er zit een wezenlijk verschil in de bouw van scholen vroeger en nu. Vroeger keek men vooral naar het aantal leerlingen dat in een school moest passen, tegenwoordig zijn de gebruiker en het curriculum de basis voor het ontwerp. Maeijer: “Als je vroeger een school wilde bouwen was de architect stap nummer één. Hij schetste dan een efficiënte blokkendoos en hiermee was het ontwerp voor het nieuwe schoolgebouw geboren. Dat werkt tegenwoordig niet meer zo. Voor het programma van eisen kijken we nu allereerst naar de gebruikers van het (toekomstige) gebouw: wie zijn dit en wat hebben zij nodig? Zo wil het praktijkonderwijs vooral een veilige en intern gerichte leeromgeving bieden, biedt het (v)mbo praktijk en verbinding met het bedrijfsleven en moet een hogeschool midden in de maatschappij staan. Als afgeleide hiervan, scheidt Aeres bijvoorbeeld vmbo en mbo als dat kan: eigen ingang, eigen lokalen en een eigen aula. We kijken naar welke functies de school moet hebben, wat voor soorten onderwijs ze gaan aanbieden en hoe het curriculum eruit ziet. We kijken zeker ook naar de omgeving van de school of een opleidingslocatie. Hoe zorgen we ervoor dat de buurt blij is dat wij er zijn
Om alle behoeften te ontdekken, betrekken we afgevaardigden van gebruikers bij het planvormingsproces. De antwoorden op onze vragen vertalen we in een ruimtelijk en functioneel programma van eisen. Dit vormt voor een architect de basis voor het ontwerp.”
Hoe ziet de school van de toekomst er uit en zijn er straks nog wel schoolgebouwen nodig? Lessen kunnen tegenwoordig immers virtueel gegeven en gevolgd worden. “Je gaat zien dat scholen steeds meer les op afstand gaan geven en dat het schoolgebouw steeds meer gebruikt zal worden als ontmoetingsplaats om lesstof uit te wisselen en kennis te delen met elkaar. Dat vraagt een hele andere setting van een schoolgebouw. ”
Maeijer geeft aan dat ook het uiterlijk van de school ertoe doet. “Als het een groene school is, dan moet je dit aan de buitenzijde van het gebouw kunnen zien. Zo zie je in Barneveld overal dieren en zijn veel andere locaties omgeven door groen. De aantrekkelijkheid van een gebouw is namelijk medebepalend voor of een leerling of student voor jouw school kiest”, verduidelijkt Maeijer.
> Flexibiliteit noodzakelijk
Het curriculum van een school is aan veranderingen onderhevig. Het gebouw moet daarmee kunnen meebewegen. Maeijer voert jaarlijks investeringsgesprekken met locatiedirecteuren om te bespreken wat er voor het volgend schooljaar op het onderwijsprogramma staat en of er aanpassingen nodig zijn. “Het is moeilijk voor te stellen hoe het onderwijs er over tien jaar eruit ziet. We werken met aannames en ideeën. Toch moet je ervoor zorgen dat je ook op lange termijn met een gebouw uit de voeten kunt. Daarom moet je bij het ontwerpen van een school al rekening houden met een bepaalde mate van flexibiliteit, zodat je het kunt aanpassen als het onderwijs daar aanleiding voor geeft.”
De gebouwen van de hogeschool in Wageningen en Dronten zijn relatief nieuw en hebben beiden een duurzaam ontwerp. Daarmee zou je kunnen stellen dat het ontwerp voor een nieuw en duurzaam schoolgebouw op de plank ligt. Maar volgens Maeijer kunnen ontwerpen van schoolgebouwen niet gekopieerd worden. “Het onderwijs, de profilering, de interne functies van een school en de locatie zijn bepalend. Daar laten we een schil omheen maken. En dit is bij iedere school anders.”
> De stad als campus
In Dronten, Barneveld en Almere bouwt Aeres nieuwe schoolgebouwen, praktijkruimten en studentenhuisvesting vanuit de campusgedachte. De student staat daarin centraal. Volgens Maeijer kent een campus twee omschrijvingen. “Enerzijds is een campus een gebied waar naast alle onderwijsgebouwen ook alle voorzieningen en faciliteiten voor het dagelijkse leven te vinden zijn. Denk daarbij aan een wasserette, supermarkt, koffiebar, sportgelegenheid, huisvesting et cetera. Anderzijds kun je ook de stad als campus gebruiken. Dit wil zeggen dat je het onderwijs en de studenten op meerdere plekken in de stad huisvest. De woonlocaties bieden dan per locatie bij voorkeur aan niet meer dan circa 2.500 studenten ruimte. Je hoeft dan niet in faciliteiten als een supermarkt of wasserette te voorzien, omdat deze zich al in de stad bevinden. We noemen dit ‘de stad als campus’. Het is een combinatie van een leer- en leefomgeving waar je interactie hebt tussen onderwijs en niet-onderwijs en tussen het bedrijfsleven en de scholen.“
> De stip op de horizon
Een schoolgebouw ontwerpen en bouwen is volgens Maeijer niet het einddoel. “De gebouwen moeten bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs en aan de functionaliteit met betrekking tot het werk van studenten en docenten’. Dit heeft te maken met de indeling van de ruimte, met het klimaat in het gebouw, met de omgeving van het gebouw, en de uitstraling binnen én buiten.”
Aeres streeft naar een duurzame vastgoedportefeuille. Dit betekent onder andere dat het vastgoed op termijn (bijna) energie- en CO2 neutraal en van het gas af moet zijn. Het vastgoed moet flexibel zijn en dus aan te passen zijn aan het onderwijsprogramma, het moet werken met circulaire processen voor bijvoorbeeld warmteterugwinning of water- en materiaalgebruik en bij eventuele krimp moet het gebouw in te zetten zijn voor andere doeleinden dan onderwijs, zoals verhuur aan derden.
Maeijer: “De eerste stap naar een duurzame vastgoedportefeuille is het beantwoorden van de uitdaging: hoe maak je bestaande gebouwen duurzaam. Vanaf januari 2019 gaat Aeres van start met de eerste projecten in deze uitdaging. Bij alle bestaande gebouwen onderzoeken we welke installaties energie verbruiken en of deze installaties vervangen kunnen worden door energiezuinigere installaties. Als deze investering zich binnen een bepaalde periode terugbetaalt, dan gaan we dit doen.”
> Blik op 2018
Een organisatie als Aeres, met 67 gebouwen in haar portefeuille, is altijd druk met het ontwikkelen en verbeteren van haar vastgoed. In 2018 staan er daarom weer een aantal projecten op de agenda. “Op dit moment zijn we in Barneveld erg druk met de realisatie van de dierentuin, het Hippisch Centrum en het plan voor studentenhuisvesting op de campus. Ook zijn we volop bezig met de voorbereidingen voor de Flevocampus, waar de nieuwbouw van Aeres Hogeschool Almere is voorzien op het Floriadeterrein. Daarnaast wordt ook de locatie van (V)MBO Emmeloord uitgebreid. In Ede zijn we betrokken bij nieuwe voorzieningen voor de Kenniscampus, zo komt er een bedrijfsrestaurant en een Food Mile. De Food Mile legt de verbinding tussen de Food Valley gebouwen richting het station. Verder doen we jaarlijks 30 á 40 vervangingsinvesteringen, verdeeld over alle locaties.”